UNCITRAL-arbitrageregels

UNCITRAL-arbitrageregels

(met artikel 1, lid 4, zoals aangenomen in 2013 en artikel 1, lid 5, zoals aangenomen in 2021)

Afdeling I. Inleidende bepalingen

Toepassingsgebied

Artikel 1

  1. Wanneer partijen zijn overeengekomen dat geschillen tussen hen met betrekking tot een bepaalde rechtsbetrekking, contractueel of niet, worden voorgelegd aan arbitrage overeenkomstig het UNCITRAL-arbitragereglement, dan worden dergelijke geschillen beslecht overeenkomstig dit reglement, behoudens wijzigingen die de partijen kunnen overeenkomen.
  2. De partijen bij een arbitrageovereenkomst die na 15 augustus 2010 is gesloten, worden geacht te hebben verwezen naar het reglement dat van kracht is op de aanvangsdatum van de arbitrage, tenzij de partijen zijn overeengekomen een bepaalde versie van het reglement toe te passen. Dit vermoeden is niet van toepassing wanneer de arbitrageovereenkomst is gesloten door aanvaarding na 15 augustus 2010 van een vóór die datum gedaan aanbod.
  3. Dit reglement is van toepassing op de arbitrage, met dien verstande dat wanneer een bepaling van dit reglement in strijd is met een bepaling van het op de arbitrage toepasselijke recht waarvan de partijen niet kunnen afwijken, die bepaling prevaleert.
  4. Voor arbitrage tussen investeerders en staten die is ingeleid op grond van een verdrag dat voorziet in de bescherming van investeringen of investeerders, omvatten deze regels de UNCITRAL-regels inzake transparantie in verdragsgebaseerde arbitrage tussen investeerders en staten ("transparantieregels"), met inachtneming van artikel 1 van de transparantieregels.
  5. Het versnelde arbitragereglement in de bijlage is van toepassing op de arbitrage wanneer de partijen dit overeenkomen.

Kennisgeving en berekening van termijnen

Artikel 2

  1. Een kennisgeving, met inbegrip van een kennisgeving, mededeling of voorstel, kan worden verzonden via elk communicatiemiddel dat voorziet in of de mogelijkheid biedt tot registratie van de verzending ervan.
  2. Indien een partij speciaal voor dit doel een adres heeft aangewezen of door het scheidsgerecht is toegestaan, wordt een kennisgeving aan die partij op dat adres afgeleverd, en indien aldus afgeleverd, wordt zij geacht te zijn ontvangen. Aflevering langs elektronische weg, zoals per fax of e-mail, mag alleen geschieden aan een adres dat daartoe is aangewezen of geautoriseerd.
  3. Bij afwezigheid van een dergelijke aanwijzing of autorisatie is een kennisgeving:
    • (a) Ontvangen als het fysiek wordt afgeleverd bij de geadresseerde; of
    • (b) geacht te zijn ontvangen als het is afgeleverd op de plaats van vestiging, gewone verblijfplaats of postadres van de geadresseerde.
  4. Indien na redelijke inspanningen de bezorging niet overeenkomstig lid 2 of lid 3 kan plaatsvinden, wordt een kennisgeving geacht te zijn ontvangen indien zij per aangetekende brief of op een andere wijze waarbij de bezorging of de poging daartoe wordt geregistreerd, aan de laatst bekende kantoorvestiging, gewone verblijfplaats of postadres van de geadresseerde is verzonden.
  5. Een kennisgeving wordt geacht te zijn ontvangen op de dag waarop zij overeenkomstig lid 2, 3 of 4 is bezorgd of waarop overeenkomstig lid 4 een poging tot bezorging is gedaan. Een kennisgeving die langs elektronische weg wordt verzonden, wordt geacht te zijn ontvangen op de dag waarop zij is verzonden, met dien verstande dat een kennisgeving van arbitrage die op deze wijze wordt verzonden, pas wordt geacht te zijn ontvangen op de dag waarop zij het elektronische adres van de geadresseerde bereikt.
  6. Voor de berekening van een termijn volgens dit reglement begint deze termijn te lopen op de dag die volgt op de dag waarop een kennisgeving is ontvangen. Indien de laatste dag van deze termijn een officiële feestdag of een niet-werkdag is in de woonplaats of het kantoor van de geadresseerde, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Officiële feestdagen of niet-werkdagen die vallen tijdens het verstrijken van de termijn, worden meegerekend bij het berekenen van de termijn.

Aankondiging van arbitrage

Artikel 3

  1. De partij(en) die het initiatief tot arbitrage neemt (nemen) (hierna de "eiser" genoemd), zendt (zendt) de andere partij(en) (hierna de "verweerder" genoemd) een kennisgeving van arbitrage.
  2. De arbitrageprocedure wordt geacht een aanvang te nemen op de datum waarop de verweerder de kennisgeving van arbitrage heeft ontvangen.
  3. De kennisgeving van arbitrage moet het volgende bevatten:
    • a) Een verzoek om het geschil aan arbitrage te onderwerpen;
    • b) de namen en contactgegevens van de partijen
    • c) Identificatie van de arbitrageovereenkomst waarop een beroep wordt gedaan;
    • d) Identificatie van een contract of ander rechtsinstrument waaruit of in verband waarmee het geschil voortvloeit of, indien een dergelijk contract of rechtsinstrument ontbreekt, een korte beschrijving van de relevante relatie;
    • (e) Een korte beschrijving van de vordering en een indicatie van het bedrag dat ermee gemoeid is;
    • (f) het gevraagde redres of de gevraagde genoegdoening
    • g) een voorstel met betrekking tot het aantal arbiters, de taal en de plaats van arbitrage, indien de partijen hierover niet eerder overeenstemming hebben bereikt.
  4. De aankondiging van arbitrage kan ook bevatten
    • a) een voorstel tot aanwijzing van een tot aanstelling bevoegd gezag als bedoeld in artikel 6, eerste lid;
    • (b) een voorstel tot benoeming van een enkele arbiter als bedoeld in artikel 8, lid 1;
    • (c) een kennisgeving van de benoeming van een arbiter als bedoeld in artikel 9 of 10.
    1. De samenstelling van het scheidsgerecht wordt niet belemmerd door een geschil over de vraag of de arbitrageaankondiging toereikend is; dit geschil wordt definitief beslecht door het scheidsgerecht.

Reactie op de arbitrageaankondiging

Artikel 4

  1. Binnen 30 dagen na ontvangst van de arbitrageaankondiging zendt de verweerder de eiser een antwoord op de arbitrageaankondiging, dat het volgende bevat
    • a) De naam en contactgegevens van elke verweerder;
    • b) een antwoord op de informatie in de arbitrageaankondiging, overeenkomstig artikel 3, lid 3, onder c) tot en met g).
  2. Het antwoord op de arbitrageaankondiging kan ook bevatten:
    • (a) Een exceptie van onbevoegdheid van het scheidsgerecht dat volgens dit Reglement moet worden samengesteld;
    • (b) een voorstel tot aanwijzing van een tot aanstelling bevoegd gezag als bedoeld in artikel 6, eerste lid;
    • (c) een voorstel tot benoeming van een enkele arbiter als bedoeld in artikel 8, lid 1;
    • (d) een kennisgeving van de benoeming van een arbiter als bedoeld in artikel 9 of 10;
    • (e) een korte beschrijving van eventuele tegenvorderingen of vorderingen met het oog op verrekening, met inbegrip van, indien van toepassing, een indicatie van de betrokken bedragen en de gevraagde verlichting of genoegdoening;
    • (f) een kennisgeving van arbitrage overeenkomstig artikel 3 indien de verweerder een vordering formuleert tegen een andere partij bij de arbitrageovereenkomst dan de eiser.
    1. De samenstelling van het scheidsgerecht wordt niet belemmerd door enige betwisting met betrekking tot het niet, onvolledig of laattijdig mededelen door de verweerder van een antwoord op de arbitrageaankondiging, die definitief zal worden beslecht door het scheidsgerecht.

Vertegenwoordiging en bijstand

Artikel 5

Elke partij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door door haar gekozen personen. De namen en adressen van deze personen moeten aan alle partijen en aan het scheidsgerecht worden meegedeeld. In deze mededeling moet worden vermeld of de aanwijzing geschiedt met het oog op vertegenwoordiging of bijstand. Wanneer een persoon moet optreden als vertegenwoordiger van een partij, kan het scheidsgerecht, op eigen initiatief of op verzoek van een partij, te allen tijde een bewijs van de aan de vertegenwoordiger verleende volmacht verlangen in de vorm die het scheidsgerecht vaststelt.

Aanwijzende en benoemende autoriteiten

Artikel 6

  1. Tenzij de partijen reeds overeenstemming hebben bereikt over de keuze van een tot aanstelling bevoegd gezag, kan een partij te allen tijde de naam of namen van een of meer instellingen of personen voorstellen, met inbegrip van de secretaris-generaal van het Permanente Hof van Arbitrage te Den Haag (hierna de "PSO" genoemd), van wie er een als tot aanstelling bevoegd gezag zou fungeren.
  2. Indien alle partijen niet binnen 30 dagen nadat een overeenkomstig lid 1 gedaan voorstel door alle andere partijen is ontvangen, overeenstemming hebben bereikt over de keuze van een tot aanstelling bevoegd gezag, kan elke partij de secretaris-generaal van de PSO verzoeken het tot aanstelling bevoegd gezag aan te wijzen.
  3. Wanneer dit reglement voorziet in een termijn waarbinnen een partij een aangelegenheid aan een tot aanstelling bevoegd gezag moet voorleggen en er geen overeenstemming is bereikt over een tot aanstelling bevoegd gezag of een dergelijk gezag is aangewezen, wordt deze termijn opgeschort vanaf de datum waarop een partij de procedure voor het bereiken van overeenstemming over of het aanwijzen van een tot aanstelling bevoegd gezag inleidt tot de datum van een dergelijke overeenstemming of aanwijzing.
    1. Behoudens het bepaalde in artikel 41, vierde lid, kan elke partij, indien het tot aanstelling bevoegde gezag weigert te handelen, of indien het nalaat een arbiter aan te wijzen binnen 30 dagen nadat het daartoe een verzoek van een partij heeft ontvangen, of indien het nalaat te handelen binnen enige andere in dit reglement bepaalde termijn, of indien het nalaat te beslissen over een wraking van een arbiter binnen een redelijke termijn nadat het daartoe een verzoek van een partij heeft ontvangen, de secretaris-generaal van de PSO verzoeken een plaatsvervangend tot aanstelling bevoegd gezag aan te wijzen.
  4. Bij de uitoefening van hun functies overeenkomstig dit reglement kunnen het tot aanstelling bevoegde gezag en de secretaris-generaal van de PSO van elke partij en van de scheidsrechters de informatie verlangen die zij noodzakelijk achten en geven zij de partijen en, indien van toepassing, de scheidsrechters de gelegenheid hun standpunt uiteen te zetten op de wijze die zij passend achten. Al deze mededelingen aan en van het tot aanstelling bevoegde gezag en de secretaris-generaal van de PSO worden door de afzender ook aan alle andere partijen verstrekt.
  5. Wanneer het tot aanstelling bevoegde gezag wordt verzocht een scheidsman aan te stellen overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10 of 14, zendt de partij die het verzoek doet het tot aanstelling bevoegde gezag een kopie van de arbitrageaankondiging en, indien deze bestaat, van elk antwoord op de arbitrageaankondiging.
    1. Het tot aanstelling bevoegde gezag neemt zodanige overwegingen in acht, dat de benoeming van een onafhankelijke en onpartijdige arbiter wordt gewaarborgd en houdt rekening met de wenselijkheid een arbiter van een andere nationaliteit dan die van de partijen te benoemen.

Afdeling II. Samenstelling van het scheidsgerecht

Aantal arbiters

Artikel 7

  1. Indien de partijen niet eerder het aantal arbiters zijn overeengekomen en indien de partijen niet binnen 30 dagen na ontvangst door de verweerder van de arbitrageaankondiging zijn overeengekomen dat er slechts één arbiter zal zijn, worden drie arbiters benoemd.
  2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, kan het tot aanstelling bevoegde gezag, indien geen andere partijen binnen de in het eerste lid bepaalde termijn hebben gereageerd op het voorstel van een partij tot benoeming van één arbiter en de betrokken partij of partijen hebben nagelaten overeenkomstig artikel 9 of 10 een tweede arbiter te benoemen, op verzoek van een partij één arbiter benoemen volgens de procedure van artikel 8, tweede lid, indien het vaststelt dat dit, gelet op de omstandigheden van het geval, passender is.

Benoeming van arbiters

Artikel 8

  1. Indien de partijen zijn overeengekomen dat een enkele arbiter zal worden benoemd en indien de partijen binnen 30 dagen na ontvangst door alle andere partijen van een voorstel tot benoeming van een enkele arbiter daarover geen overeenstemming hebben bereikt, wordt op verzoek van een partij een enkele arbiter benoemd door het tot aanstelling bevoegde gezag.
  2. Het tot aanstelling bevoegde gezag benoemt de enige arbiter zo spoedig mogelijk. Bij de benoeming maakt het tot aanstelling bevoegde gezag gebruik van de volgende lijstprocedure, tenzij de partijen overeenkomen dat de lijstprocedure niet moet worden gebruikt of tenzij het tot aanstelling bevoegde gezag naar eigen goeddunken bepaalt dat het gebruik van de lijstprocedure niet geschikt is voor de zaak:
    • (a) Het tot aanstelling bevoegde gezag verstrekt aan elk van de partijen een identieke lijst met ten minste drie namen;
    • b) Binnen 15 dagen na ontvangst van deze lijst kan elke partij de lijst aan het tot aanstelling bevoegde gezag terugzenden, nadat zij de naam of namen waartegen zij bezwaar maakt, heeft geschrapt en de overige namen op de lijst in de volgorde van haar voorkeur heeft genummerd;
    • c) Na het verstrijken van de bovengenoemde termijn benoemt het tot aanstelling bevoegde gezag de enige arbiter uit de namen die zijn goedgekeurd op de lijsten die aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn teruggezonden, in de volgorde van voorkeur die door de partijen is opgegeven;
    • d) Indien de benoeming om welke reden dan ook niet volgens deze procedure kan geschieden, kan het tot aanstelling bevoegde gezag naar eigen goeddunken de enige arbiter benoemen.

Artikel 9

  1. Indien drie scheidsmannen moeten worden benoemd, benoemt elke partij één scheidsman. De twee aldus benoemde arbiters kiezen de derde arbiter, die als voorzitter van het scheidsgerecht zal fungeren.
  2. Indien de andere partij niet binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving van de benoeming van een arbiter door een partij aan de eerste partij heeft medegedeeld welke arbiter zij heeft benoemd, kan de eerste partij het tot aanstelling bevoegde gezag verzoeken de tweede arbiter te benoemen.
  3. Indien de twee arbiters binnen 30 dagen na de benoeming van de tweede arbiter geen overeenstemming hebben bereikt over de keuze van de voorzitter van de arbiter, wordt de voorzitter van de arbiter door het tot aanstelling bevoegde gezag benoemd op dezelfde wijze als een enkele arbiter volgens artikel 8 zou worden benoemd.

Artikel 10

  1. Voor de toepassing van artikel 9, eerste lid, geldt dat wanneer drie arbiters moeten worden benoemd en er meerdere partijen als eisende of als verwerende partij zijn, tenzij de partijen een andere wijze van benoeming van arbiters zijn overeengekomen, de meerdere partijen gezamenlijk, hetzij als eisende, hetzij als verwerende partij, een arbiter benoemen.
  2. Indien de partijen zijn overeengekomen dat het scheidsgerecht zal bestaan uit een ander aantal arbiters dan één of drie, worden de arbiters benoemd volgens de door de partijen overeengekomen methode.
  3. Indien het scheidsgerecht niet volgens dit reglement kan worden samengesteld, dient het tot aanstelling bevoegde gezag op verzoek van een partij het scheidsgerecht samen te stellen, waarbij het elke reeds gedane benoeming kan herroepen en alle arbiters kan benoemen of herbenoemen en een van hen als voorzitter kan aanwijzen.

Openbaarmaking door en wraking van arbiters

Artikel 11

Wanneer een persoon wordt benaderd in verband met zijn mogelijke benoeming tot arbiter, maakt hij alle omstandigheden bekend die aanleiding kunnen geven tot gerechtvaardigde twijfel omtrent zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid. Een arbiter is gehouden vanaf het tijdstip van zijn benoeming tot arbiter en gedurende de arbitrageprocedure de partijen en de andere arbiters onverwijld in kennis te stellen van dergelijke omstandigheden, tenzij deze reeds door hem zijn medegedeeld.

Artikel 12

  1. Elke arbiter kan worden gewraakt indien er omstandigheden zijn die aanleiding geven tot gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid of onafhankelijkheid van de arbiter.
  2. Een partij kan de door haar benoemde arbiter slechts wraken om redenen waarvan zij na de benoeming kennis heeft gekregen.
  3. Indien een arbiter nalaat te handelen of indien hij rechtens of feitelijk niet in staat is zijn functie uit te oefenen, is de procedure voor wraking van een arbiter van artikel 13 van toepassing.

Artikel 13

  1. Een partij die voornemens is een arbiter te wraken, zendt de kennisgeving van haar wraking binnen 15 dagen nadat de benoeming van de gewraakte arbiter aan haar is medegedeeld, dan wel binnen 15 dagen nadat de in de artikelen 11 en 12 genoemde omstandigheden haar bekend zijn geworden.
  2. De wraking wordt ter kennis gebracht van alle andere partijen, van de gewraakte arbiter en van de andere arbiters. De wraking wordt met redenen omkleed.
  3. Wanneer een arbiter door een partij is gewraakt, kunnen alle partijen met de wraking instemmen. De arbiter kan zich ook na de wraking uit zijn functie terugtrekken. In geen van beide gevallen impliceert dit aanvaarding van de geldigheid van de redenen tot wraking.
  4. Indien binnen 15 dagen na de dag van de kennisgeving van wraking niet alle partijen met de wraking instemmen of de gewraakte arbiter zich niet terugtrekt, kan de wrakende partij ervoor kiezen de wraking voort te zetten. In dat geval verzoekt zij het tot aanstelling bevoegde gezag binnen 30 dagen na de kennisgeving van de wraking om een beslissing over de wraking.

Vervanging van een arbiter

Artikel 14

  1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid, wordt, indien een arbiter in de loop van het arbitraal geding moet worden vervangen, een plaatsvervangende arbiter benoemd of gekozen volgens de procedure, voorzien in de artikelen 8 tot en met 11, die van toepassing was op de benoeming of de keuze van de te vervangen arbiter. Deze procedure is ook van toepassing, indien een partij bij de benoeming van de te vervangen arbiter heeft nagelaten haar recht tot benoeming of tot deelneming aan de benoeming uit te oefenen.
  2. Indien het tot aanstelling bevoegde gezag op verzoek van een partij bepaalt dat het, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden van de zaak, gerechtvaardigd zou zijn dat een partij haar recht om een vervangende arbiter aan te wijzen wordt ontnomen, kan het tot aanstelling bevoegde gezag, na de partijen en de overblijvende arbiters in de gelegenheid te hebben gesteld hun standpunt kenbaar te maken: a) de vervangende arbiter aanwijzen, of b) na de sluiting van de hoorzittingen de andere arbiters machtigen om de arbitrage voort te zetten en een beslissing of uitspraak te doen.

Repetitie van hoorzittingen in geval van vervanging van een arbiter

Artikel 15

Indien een arbiter wordt vervangen, wordt het geding hervat in de stand waarin de vervangen arbiter ophield zijn functie uit te oefenen, tenzij het scheidsgerecht anders beslist.

Uitsluiting van aansprakelijkheid

Artikel 16

Behoudens opzet zien de partijen, voor zover toegestaan onder het toepasselijke recht, af van enige vordering tegen de arbiters, het tot aanstelling bevoegde gezag en enige door het scheidsgerecht benoemde persoon op grond van enig handelen of nalaten in verband met de arbitrage.

Afdeling III. Arbitrageprocedure

Algemene bepalingen

Artikel 17

  1. Onverminderd de bepalingen van dit reglement kan het scheidsgerecht de arbitrage leiden op de wijze die het passend acht, mits de partijen gelijk worden behandeld en iedere partij in een passend stadium van de procedure een redelijke gelegenheid krijgt haar zaak uiteen te zetten. Bij de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid voert het scheidsgerecht de procedure op zodanige wijze dat onnodige vertraging en kosten worden vermeden en dat een eerlijke en efficiënte procedure voor de beslechting van het geschil tussen de partijen wordt gewaarborgd.
  2. Zo spoedig mogelijk na zijn samenstelling en na de partijen te hebben uitgenodigd hun standpunt kenbaar te maken, stelt het scheidsgerecht het voorlopige tijdschema van de arbitrage vast. Het scheidsgerecht kan te allen tijde, na de partijen te hebben uitgenodigd hun standpunt kenbaar te maken, de in dit reglement voorgeschreven of door de partijen overeengekomen termijnen verlengen of verkorten.
  3. Indien een partij in een passend stadium van de procedure daarom verzoekt, houdt het scheidsgerecht hoorzittingen voor het afleggen van getuigenverklaringen, met inbegrip van deskundigenverklaringen, of voor pleidooien. Bij gebreke van een dergelijk verzoek beslist het scheidsgerecht of zodanige hoorzittingen worden gehouden dan wel of het geding wordt gevoerd op basis van stukken en ander materiaal.
  4. Alle mededelingen van een partij aan het scheidsgerecht worden door die partij medegedeeld aan alle andere partijen. Deze mededelingen worden op hetzelfde tijdstip gedaan, tenzij het scheidsgerecht anderszins toestaat indien het scheidsgerecht dit krachtens het toepasselijke recht mag doen.
  5. Het scheidsgerecht kan, op verzoek van een partij, toestaan dat een of meer derde personen zich als partij bij de arbitrage voegen, mits die persoon partij is bij de arbitrageovereenkomst, tenzij het scheidsgerecht, na alle partijen, met inbegrip van de te voegen persoon of personen, in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord, oordeelt dat voeging niet moet worden toegestaan wegens nadeel voor een van die partijen. Het scheidsgerecht kan één uitspraak of meerdere uitspraken doen ten aanzien van alle aldus bij de arbitrage betrokken partijen.

Plaats van arbitrage

Artikel 18

  1. Indien de partijen de plaats van arbitrage niet vooraf zijn overeengekomen, wordt de plaats van arbitrage vastgesteld door het scheidsgerecht met inachtneming van de omstandigheden van de zaak. Het vonnis wordt geacht te zijn gewezen op de plaats van arbitrage.
  2. Het scheidsgerecht kan voor beraadslaging bijeenkomen op elke plaats die het daartoe geschikt acht. Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht ook bijeenkomen op elke plaats die het geschikt acht voor enig ander doel, met inbegrip van zittingen.

Taal

Artikel 19

  1. Behoudens overeenstemming tussen de partijen, bepaalt het scheidsgerecht onmiddellijk na zijn benoeming welke taal of talen in de procedure worden gebruikt. Deze vaststelling is van toepassing op de memorie van eis, de memorie van antwoord en alle verdere schriftelijke verklaringen en, indien mondelinge zittingen plaatsvinden, op de taal of talen die bij die zittingen worden gebruikt.
  2. Het scheidsgerecht kan bevelen dat alle stukken die bij de memorie van eis of de memorie van antwoord zijn gevoegd, en alle aanvullende stukken of bewijsstukken die in de loop van het geding worden overgelegd en die in de oorspronkelijke taal zijn overgelegd, vergezeld gaan van een vertaling in de taal of talen die de partijen zijn overeengekomen of die het scheidsgerecht heeft bepaald.

Memorie van eis

Artikel 20

  1. De eiser moet zijn eis schriftelijk aan de verweerder en aan elk van de arbiters mededelen binnen een door het scheidsgerecht te bepalen termijn. De eiser kan ervoor kiezen zijn arbitrageaankondiging als bedoeld in artikel 3 te behandelen als een verklaring van eis, mits de arbitrageaankondiging ook voldoet aan de vereisten van de leden 2 tot en met 4 van dit artikel.
  2. De vordering moet de volgende gegevens bevatten:
    • a) De namen en contactgegevens van de partijen;
    • b) een uiteenzetting van de feiten waarop de vordering berust
    • (c) de geschilpunten
    • (d) de gevraagde verlichting of genoegdoening
    • e) de rechtsgronden of argumenten ter ondersteuning van de vordering.
  3. Een afschrift van elk contract of andere rechtsakte waaruit of in verband waarmee het geschil voortvloeit en van de arbitrageovereenkomst worden bij de memorie van eis gevoegd.
  4. De vordering moet, voor zover mogelijk, vergezeld gaan van alle documenten en andere bewijsstukken waarop de eiser zich beroept, of verwijzingen daarnaar bevatten.

Verweerschrift

Artikel 21

  1. De verweerder moet zijn verweerschrift binnen een door het scheidsgerecht te bepalen termijn schriftelijk aan de eiser en aan elk van de arbiters doen toekomen. De verweerder kan ervoor kiezen zijn antwoord op de arbitrageaankondiging, bedoeld in artikel 4, als verweerschrift te behandelen, mits het antwoord op de arbitrageaankondiging ook voldoet aan de vereisten van lid 2 van dit artikel.
  2. Het verweerschrift dient te antwoorden op de onderdelen b tot en met e van de memorie van eis (art. 20 lid 2). Het verweerschrift moet, voor zover mogelijk, vergezeld gaan van alle documenten en andere bewijsstukken waarop de verweerder zich beroept, of verwijzingen daarnaar bevatten.
  3. In zijn verweerschrift, of in een later stadium van het arbitraal geding indien het scheidsgerecht beslist dat de vertraging onder de omstandigheden gerechtvaardigd was, kan de verweerder een tegenvordering instellen of zich op een vordering beroepen met het oog op een verrekening, op voorwaarde dat het scheidsgerecht bevoegd is daarvan kennis te nemen.
  4. De bepalingen van artikel 20, tweede tot en met vierde lid, zijn van toepassing op een tegenvordering, een vordering uit hoofde van artikel 4, tweede lid, onderdeel f, en een vordering tot verrekening.

Wijzigingen van de vordering of het verweer

Artikel 22

In de loop van het arbitraal geding kan een partij haar vordering of verweer, met inbegrip van een tegenvordering of een vordering tot verrekening, wijzigen of aanvullen, tenzij het scheidsgerecht het ongepast acht een dergelijke wijziging of aanvulling toe te staan gelet op de vertraging waarmee deze wordt ingediend of het nadeel voor andere partijen of andere omstandigheden. Een vordering of verweer, met inbegrip van een tegenvordering of een vordering tot verrekening, mag echter niet zodanig worden gewijzigd of aangevuld dat de gewijzigde of aangevulde vordering of het aangevulde verweer buiten de bevoegdheid van het scheidsgerecht valt.

Middelen betreffende de bevoegdheid van het scheidsgerecht

Artikel 23

  1. Het scheidsgerecht is bevoegd om uitspraak te doen over zijn eigen bevoegdheid, met inbegrip van de bezwaren tegen het bestaan of de geldigheid van de overeenkomst tot arbitrage. Te dien einde wordt een arbitrageclausule die deel uitmaakt van een overeenkomst behandeld als een overeenkomst die onafhankelijk is van de andere bepalingen van de overeenkomst. Een beslissing van het scheidsgerecht dat de overeenkomst nietig is, heeft niet automatisch de nietigheid van de arbitrageclausule tot gevolg.
  2. De onbevoegdheid van het scheidsgerecht moet worden opgeworpen uiterlijk in het verweerschrift of, met betrekking tot een tegenvordering of een vordering tot verrekening, in het antwoord op de tegenvordering of op de vordering tot verrekening. Het feit dat een partij een arbiter heeft benoemd of aan de benoeming van een arbiter heeft deelgenomen, belet haar niet een dergelijk middel op te werpen. Het middel dat het scheidsgerecht buiten de grenzen van zijn bevoegdheid treedt, wordt opgeworpen zodra de kwestie waarvan wordt beweerd dat zij buiten de grenzen van zijn bevoegdheid treedt, tijdens het arbitraal geding aan de orde wordt gesteld. Het scheidsgerecht kan in beide gevallen een later middel aanvaarden indien het de vertraging gerechtvaardigd acht.
    1. Het scheidsgerecht kan uitspraak doen over een in het tweede lid bedoeld middel, hetzij bij wijze van prejudiciële vraag, hetzij bij wege van een beslissing ten gronde. Het scheidsgerecht kan het arbitraal geding voortzetten en uitspraak doen, niettegenstaande een aanhangige betwisting van zijn bevoegdheid voor een rechterlijke instantie.

Verdere schriftelijke verklaringen

Artikel 24

Het scheidsgerecht bepaalt welke nadere schriftelijke verklaringen, naast de memorie van eis en de memorie van antwoord, van de partijen worden verlangd of door hen kunnen worden overgelegd en stelt de termijnen vast waarbinnen deze verklaringen moeten worden overgelegd.

Termijnen

Artikel 25

De termijnen die het scheidsgerecht vaststelt voor het indienen van schriftelijke uiteenzettingen (met inbegrip van de memorie van eis en de memorie van antwoord) mogen niet langer zijn dan 45 dagen. Het scheidsgerecht kan de termijnen echter verlengen indien het tot de conclusie komt dat verlenging gerechtvaardigd is.

Voorlopige maatregelen

Artikel 26

  1. Het scheidsgerecht kan op verzoek van een partij voorlopige maatregelen gelasten.
  2. Een voorlopige maatregel is elke tijdelijke maatregel waarbij, op enig tijdstip voorafgaand aan de uitspraak waarmee het geschil definitief wordt beslecht, het scheidsgerecht een partij beveelt, bijvoorbeeld en zonder beperking, om:
    • (a) De status quo te handhaven of te herstellen in afwachting van de beslechting van het geschil;
    • (b) maatregelen te nemen die voorkomen, of zich te onthouden van maatregelen die waarschijnlijk zullen leiden tot,
      • (i) huidige of dreigende schade of
      • ii) schade toebrengt aan de arbitrageprocedure zelf;
    • c) een middel verschaffen om activa te behouden waaruit een latere uitspraak kan worden voldaan; of
    • d) bewijsmateriaal te bewaren dat relevant en materieel kan zijn voor de beslechting van het geschil.
  3. De partij die verzoekt om een voorlopige maatregel krachtens lid 2, onder a) tot en met c), moet het scheidsgerecht ervan overtuigen dat:
    • (a) het waarschijnlijk is dat er schade zal ontstaan die niet voldoende kan worden hersteld door een toekenning van schadevergoeding als de maatregel niet wordt bevolen, en dat deze schade substantieel zwaarder weegt dan de schade die waarschijnlijk zal ontstaan voor de partij tegen wie de maatregel is gericht als de maatregel wordt toegewezen; en
    • b) er een redelijke mogelijkheid bestaat dat de verzoekende partij in het gelijk wordt gesteld. De vaststelling van deze mogelijkheid is niet van invloed op de discretionaire bevoegdheid van het scheidsgerecht bij het nemen van een latere beslissing.
  4. Met betrekking tot een verzoek om een voorlopige maatregel ingevolge lid 2, onder d), zijn de vereisten in lid 3, onder a) en b), slechts van toepassing voor zover het scheidsgerecht dit passend acht.
  5. Het scheidsgerecht kan een door hem toegekende voorlopige maatregel wijzigen, schorsen of beëindigen op verzoek van een partij of, in uitzonderlijke omstandigheden en na voorafgaande kennisgeving aan de partijen, op eigen initiatief van het scheidsgerecht.
  6. Het scheidsgerecht kan van de partij die om een voorlopige maatregel verzoekt, verlangen dat zij in verband met de maatregel passende zekerheid stelt.
  7. Het scheidsgerecht kan van iedere partij onverwijld mededeling verlangen van iedere wezenlijke verandering in de omstandigheden op grond waarvan de voorlopige maatregel is gevraagd of verleend.
  8. De partij die om een voorlopige maatregel heeft verzocht, kan aansprakelijk zijn voor alle kosten en schade die door de maatregel aan enige partij zijn veroorzaakt, indien het scheidsgerecht later vaststelt dat de maatregel, in de dan heersende omstandigheden, niet had mogen worden verleend. Het scheidsgerecht kan dergelijke kosten en schadevergoedingen op elk moment van het geding toekennen.
  9. Een door een partij aan een gerechtelijke instantie gericht verzoek om voorlopige maatregelen mag niet worden beschouwd als onverenigbaar met de overeenkomst tot arbitrage of als een afstand van die overeenkomst.

Bewijs

Artikel 27

  1. Op elke partij rust de bewijslast ten aanzien van de feiten die zij aanvoert ter ondersteuning van haar vordering of verweer.
  2. Getuigen, waaronder getuige-deskundigen, die door de partijen worden voorgedragen om voor het scheidsgerecht te getuigen over enige feitelijke of deskundige aangelegenheid, kunnen elke natuurlijke persoon zijn, niettegenstaande het feit dat deze persoon partij is bij de arbitrage of op enigerlei wijze met een partij verbonden is. Tenzij het scheidsgerecht anders bepaalt, kunnen verklaringen van getuigen, met inbegrip van getuigen-deskundigen, schriftelijk worden afgelegd en door hen worden ondertekend.
  3. Het scheidsgerecht kan te allen tijde gedurende het arbitraal geding van de partijen verlangen, dat zij documenten, bewijsstukken of andere bewijsstukken overleggen binnen een door het scheidsgerecht te bepalen termijn.
  4. Het scheidsgerecht bepaalt de toelaatbaarheid, de relevantie, de belangrijkheid en het gewicht van het aangeboden bewijsmateriaal.

Hoorzittingen

Artikel 28

  1. In geval van een mondelinge behandeling stelt het scheidsgerecht de partijen tijdig van tevoren in kennis van de datum, het tijdstip en de plaats daarvan.
  2. Getuigen, getuige-deskundigen daaronder begrepen, kunnen worden gehoord onder de voorwaarden en op de wijze als door het scheidsgerecht bepaald.
  3. Hoorzittingen worden met gesloten deuren gehouden, tenzij de partijen anders overeenkomen. Het scheidsgerecht kan verlangen dat een getuige of getuigen, getuige-deskundigen daaronder begrepen, zich gedurende de verklaring van die andere getuigen terugtrekken, met dien verstande dat een getuige, getuige-deskundige daaronder begrepen, die partij is bij de arbitrage, in beginsel niet kan worden verzocht zich terug te trekken.
  4. Het scheidsgerecht kan bevelen dat getuigen, getuige-deskundigen daaronder begrepen, worden ondervraagd door middel van telecommunicatiemiddelen waarvoor hun fysieke aanwezigheid ter zitting niet is vereist (zoals videoconferentie).

Door het scheidsgerecht benoemde deskundigen

Artikel 29

  1. Na overleg met de partijen kan het scheidsgerecht een of meer onafhankelijke deskundigen benoemen om hem schriftelijk verslag uit te brengen over door het scheidsgerecht te bepalen specifieke aangelegenheden. Een exemplaar van het door het scheidsgerecht opgestelde mandaat van de deskundige wordt aan de partijen verstrekt.
    1. De deskundige legt, in beginsel voor de aanvaarding van zijn benoeming, aan het scheidsgerecht en aan de partijen een beschrijving voor van zijn kwalificaties en een verklaring omtrent zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Binnen de door het scheidsgerecht bepaalde termijn laten de partijen aan het scheidsgerecht weten of zij bezwaren hebben tegen de kwalificaties, onpartijdigheid of onafhankelijkheid van de deskundige. Het scheidsgerecht beslist onverwijld of het deze bezwaren aanvaardt. Na de benoeming van een deskundige kan een partij alleen bezwaar maken tegen de kwalificaties, onpartijdigheid of onafhankelijkheid van de deskundige als het bezwaar is gebaseerd op redenen waarvan de partij kennis krijgt nadat de benoeming heeft plaatsgevonden. Het scheidsgerecht beslist onverwijld welke actie eventueel moet worden ondernomen.
    1. De partijen geven de deskundige alle relevante informatie of leggen hem alle relevante documenten of goederen ter inzage die hij of zij van hem of haar verlangt. Geschillen tussen een partij en de deskundige over de relevantie van de verlangde informatie of overlegging worden ter beslissing voorgelegd aan het scheidsgerecht.
  2. Na ontvangst van het rapport van de deskundige zendt het scheidsgerecht een exemplaar van het rapport aan de partijen, die in de gelegenheid worden gesteld hun mening over het rapport schriftelijk kenbaar te maken. Een partij heeft het recht kennis te nemen van alle stukken waarop de deskundige zich in zijn rapport heeft gebaseerd.
    1. Op verzoek van een partij kan de deskundige, na afgifte van het rapport, worden gehoord op een zitting waar partijen de gelegenheid hebben aanwezig te zijn en de deskundige te ondervragen. Bij deze hoorzitting kan iedere partij getuigen-deskundige oproepen om over de in het geding zijnde punten te verklaren. De bepalingen van artikel 28 zijn op deze procedure van toepassing.

Tekortkoming

Artikel 30

  1. Indien binnen de door dit reglement of door het scheidsgerecht bepaalde termijn, zonder dat daarvoor een voldoende grond is aangevoerd:
    • (a) de eiser heeft nagelaten zijn memorie van eis in te dienen, geeft het scheidsgerecht een bevel tot beëindiging van het arbitraal geding, tenzij er nog zaken zijn waarover beslist moet worden en het scheidsgerecht dit wenselijk acht;
    • (b) de verweerder heeft nagelaten zijn antwoord op de arbitrageaankondiging of zijn verweerschrift mee te delen, beveelt het scheidsgerecht dat het geding wordt voortgezet, zonder dit verzuim op zich te beschouwen als een erkenning van de beweringen van de eiser; de bepalingen van deze alinea zijn ook van toepassing op het verzuim van een eiser om een verweer in te dienen tegen een tegenvordering of tegen een vordering met het oog op verrekening.
  2. Indien een partij, naar behoren in kennis gesteld overeenkomstig dit reglement, niet verschijnt op een zitting, zonder dat zij daarvoor voldoende redenen aanvoert, kan het scheidsgerecht de arbitrage voortzetten.
  3. Indien een partij, behoorlijk door het scheidsgerecht uitgenodigd om documenten, bewijsstukken of ander bewijsmateriaal over te leggen, dit niet doet binnen de vastgestelde termijn, zonder dat hiervoor een voldoende reden wordt opgegeven, kan het scheidsgerecht vonnis wijzen op grond van het bewijsmateriaal dat het heeft overgelegd.

Sluiting van hoorzittingen

Artikel 31

  1. Het scheidsgerecht kan van de partijen vernemen of zij nog bewijsstukken wensen aan te voeren, getuigen wensen te horen of stellingen wensen voor te leggen en, zo dit niet het geval is, kan het de terechtzittingen voor gesloten verklaren.
    1. Het scheidsgerecht kan, indien het dit wegens buitengewone omstandigheden noodzakelijk acht, ambtshalve of op verzoek van een partij besluiten de terechtzittingen te heropenen op elk tijdstip voordat het vonnis is gewezen.

Afstand van recht van verzet

Artikel 32

Wanneer een partij niet onmiddellijk bezwaar maakt tegen de niet-naleving van dit reglement of van een vereiste van de arbitrageovereenkomst, wordt dit beschouwd als afstand van het recht van die partij om bezwaar te maken, tenzij die partij kan aantonen dat haar verzuim om bezwaar te maken onder de omstandigheden gerechtvaardigd was.

Afdeling IV.

De gunningsbeslissingen

Artikel 33

  1. Wanneer er meer dan één arbiter is, wordt elke uitspraak of andere beslissing van het scheidsgerecht gedaan door de meerderheid van de arbiters.
  2. In procedurekwesties, wanneer er geen meerderheid is of wanneer het scheidsgerecht zulks toestaat, kan de arbiter-voorzitter alleen beslissen, behoudens eventuele herziening door het scheidsgerecht.

Vorm en gevolg van de uitspraak

Artikel 34

  1. Het scheidsgerecht kan afzonderlijke vonnissen wijzen over verschillende onderwerpen op verschillende tijdstippen.
  2. Alle uitspraken worden schriftelijk gedaan en zijn definitief en bindend voor de partijen. De partijen voeren alle uitspraken onverwijld uit.
  3. Het scheidsgerecht vermeldt de gronden waarop de uitspraak is gebaseerd, tenzij de partijen zijn overeengekomen dat geen gronden behoeven te worden vermeld.
  4. Een arbitrale uitspraak wordt ondertekend door de arbiters en bevat de datum waarop de uitspraak is gedaan en de plaats van arbitrage. Indien er meer dan één arbiter is en een hunner nalaat te ondertekenen, wordt in het vonnis de reden voor het ontbreken van de ondertekening vermeld.
  5. Een vonnis kan openbaar worden gemaakt met instemming van alle partijen of indien en voor zover openbaarmaking van een partij wordt verlangd door een wettelijke plicht, om een wettelijk recht te beschermen of na te streven of in verband met een gerechtelijke procedure voor een rechtbank of een andere bevoegde autoriteit.
  6. Afschriften van het door de arbiters ondertekende vonnis worden door het scheidsgerecht aan de partijen medegedeeld.

Toepasselijk recht, beminnelijke compositeur

Artikel 35

  1. Het scheidsgerecht past de rechtsregels toe die de partijen hebben aangewezen als toepasselijk op het bodemgeschil. Bij gebreke van een aanwijzing door de partijen past het scheidsgerecht het recht toe dat het passend acht.
  2. Het scheidsgerecht beslist alleen als amiable compositeur of ex aequo et bono indien de partijen het scheidsgerecht daartoe uitdrukkelijk hebben gemachtigd.
  3. In alle gevallen beslist het scheidsgerecht overeenkomstig de bepalingen van het contract, indien aanwezig, en houdt het rekening met elk handelsgebruik dat op de transactie van toepassing is.

Schikking of andere gronden voor beëindiging

Artikel 36

  1. Indien de partijen, voordat het vonnis is gewezen, een regeling van het geschil overeenkomen, geeft het scheidsgerecht hetzij een beschikking tot beëindiging van het arbitraal geding, hetzij, indien de partijen daarom verzoeken en het scheidsgerecht dit aanvaardt, legt het de regeling vast in de vorm van een arbitraal vonnis op overeengekomen voorwaarden. Het scheidsgerecht is niet verplicht een dergelijke uitspraak te motiveren.
  2. Indien vóór het wijzen van het vonnis voortzetting van het arbitraal geding om een niet in het eerste lid genoemde reden onnodig of onmogelijk wordt, deelt het scheidsgerecht de partijen mede, dat het voornemens is een bevel tot beëindiging van het geding te geven. Het scheidsgerecht is bevoegd een dergelijk bevel uit te vaardigen, tenzij er nog zaken zijn waarover een beslissing moet worden genomen en het scheidsgerecht dit wenselijk acht.
  3. Van de beschikking tot beëindiging van het arbitraal geding of van de arbitrale uitspraak op overeengekomen voorwaarden, ondertekend door de arbiters, wordt door het scheidsgerecht een afschrift aan de partijen gezonden. Wanneer een arbitraal vonnis op overeengekomen voorwaarden is gewezen, is het bepaalde in artikel 34, tweede, vierde en vijfde lid, van toepassing.

Uitlegging van het vonnis

Artikel 37

  1. Binnen 30 dagen na ontvangst van het vonnis kan een partij, met kennisgeving aan de andere partijen, het scheidsgerecht verzoeken om een uitlegging van het vonnis.
  2. De uitlegging wordt schriftelijk gegeven binnen 45 dagen na ontvangst van het verzoek. De uitlegging maakt deel uit van het vonnis en de bepalingen van artikel 34, tweede tot en met zesde lid, zijn van toepassing. Rectificatie van het vonnis Artikel 38
  3. Binnen 30 dagen na ontvangst van het vonnis kan een partij, met kennisgeving aan de andere partijen, het scheidsgerecht verzoeken, een berekeningsfout, een schrijffout, een typefout of een vergissing van dezelfde aard in het vonnis te verbeteren. Indien het scheidsgerecht het verzoek gerechtvaardigd acht, brengt het de verbetering aan binnen 45 dagen na ontvangst van het verzoek.
  4. Het scheidsgerecht kan binnen 30 dagen na de mededeling van het vonnis op eigen initiatief dergelijke correcties aanbrengen.
  5. Deze verbeteringen worden op schrift gesteld en maken deel uit van het vonnis. De bepalingen van artikel 34, tweede tot en met zesde lid, zijn van toepassing.

Aanvullend vonnis

Artikel 39

  1. Binnen 30 dagen na ontvangst van het bevel tot beëindiging of van het vonnis kan een partij, met kennisgeving aan de andere partijen, het scheidsgerecht verzoeken een vonnis of een aanvullend vonnis te wijzen met betrekking tot vorderingen die in het arbitraal geding aanhangig zijn gemaakt, maar waarover het scheidsgerecht niet heeft beslist.
  2. Indien het scheidsgerecht het verzoek om een uitspraak of een aanvullende uitspraak gerechtvaardigd acht, doet het uitspraak of vult het deze aan binnen 60 dagen na ontvangst van het verzoek. Het scheidsgerecht kan de termijn waarbinnen het uitspraak moet doen zo nodig verlengen.
  3. Wanneer het scheidsgerecht een dergelijk vonnis of aanvullend vonnis wijst, zijn de bepalingen van artikel 34, tweede tot en met zesde lid, van toepassing.

Definitie van kosten

Artikel 40

  1. Het scheidsgerecht stelt de arbitragekosten vast in het eindvonnis en, indien het dit passend acht, in een andere beslissing.
  2. De term "kosten" omvat uitsluitend
    • (a) het honorarium van het scheidsgerecht, afzonderlijk vast te stellen voor iedere arbiter en vast te stellen door het scheidsgerecht zelf in overeenstemming met artikel 41;
    • (b) de redelijke reis- en andere kosten van de arbiters;
    • (c) de redelijke kosten van deskundig advies en van andere bijstand die het scheidsgerecht nodig heeft;
    • (d) de redelijke reis- en andere kosten van getuigen voor zover deze kosten zijn goedgekeurd door het scheidsgerecht
    • e) de juridische en andere kosten die de partijen in verband met de arbitrage hebben gemaakt, voor zover het scheidsgerecht het bedrag van die kosten redelijk acht;
    • f) alle vergoedingen en kosten van het tot aanstelling bevoegd gezag en de vergoedingen en kosten van de secretaris-generaal van de PSO.
  3. Met betrekking tot de uitlegging, correctie of aanvulling van een arbitraal vonnis ingevolge de artikelen 37 tot en met 39, kan het scheidsgerecht de kosten bedoeld in het tweede lid, onderdelen b tot en met f, maar geen bijkomende kosten in rekening brengen.

Vergoedingen en kosten van arbiters

Artikel 41

  1. Het honorarium en de kosten van de arbiters moeten redelijk zijn, rekening houdend met het bedrag van het geschil, de ingewikkeldheid van het onderwerp, de door de arbiters bestede tijd en alle andere relevante omstandigheden van de zaak.
  2. Indien er een aanwijzend gezag is en dit gezag een lijst of bepaalde methode toepast of heeft verklaard te zullen toepassen voor het bepalen van de honoraria van arbiters in internationale zaken, houdt het scheidsgerecht bij de vaststelling van zijn honoraria rekening met die lijst of methode voor zover het dit passend acht in de omstandigheden van de zaak.
    1. Onmiddellijk na zijn samenstelling stelt het scheidsgerecht de partijen in kennis van de wijze waarop het voornemens is zijn honoraria en kosten vast te stellen, met inbegrip van de tarieven die het voornemens is toe te passen. Binnen 15 dagen na ontvangst van dat voorstel kan elke partij het ter toetsing voorleggen aan het tot aanstelling bevoegde gezag. Indien het tot aanstelling bevoegde gezag binnen 45 dagen na ontvangst van de verwijzing vaststelt dat het voorstel van het scheidsgerecht niet in overeenstemming is met lid 1, brengt het daarin de nodige wijzigingen aan, die bindend zijn voor het scheidsgerecht.
    • a) Bij de mededeling aan de partijen van de ingevolge artikel 40, tweede lid, onderdelen a en b, vastgestelde honoraria en kosten van arbiters, geeft het scheidsgerecht tevens aan op welke wijze de desbetreffende bedragen zijn berekend;
    • b) Binnen 15 dagen na ontvangst van de vaststelling van de honoraria en de kosten door het scheidsgerecht kan iedere partij deze ter toetsing voorleggen aan het tot aanstelling bevoegde gezag. Indien er geen aanwijzend gezag is overeengekomen of aangewezen, of indien het aanwijzend gezag niet binnen de in dit reglement bepaalde termijn handelt, wordt de herziening verricht door de secretaris-generaal van de PSO;
    • c) Indien het tot aanstelling bevoegde gezag of de secretaris-generaal van de PSO van oordeel is dat de uitspraak van het scheidsgerecht niet in overeenstemming is met het voorstel van het scheidsgerecht (en eventuele aanpassingen daarvan) overeenkomstig lid 3 of anderszins duidelijk buitensporig is, verricht het binnen 45 dagen na ontvangst van de verwijzing de aanpassingen aan de uitspraak van het scheidsgerecht die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de criteria van lid 1. Deze aanpassingen zijn bindend voor het scheidsgerecht en de secretaris-generaal van de PSO. Dergelijke aanpassingen zijn bindend voor het scheidsgerecht;
    • d) Dergelijke aanpassingen worden door het scheidsgerecht opgenomen in de uitspraak of, indien de uitspraak reeds is gedaan, ten uitvoer gelegd in een verbetering van de uitspraak, waarop de procedure van artikel 38, derde lid, van toepassing is.
  3. Gedurende de procedure van het derde en vierde lid zet het scheidsgerecht de arbitrage voort overeenkomstig artikel 17, eerste lid.
  4. Een verwijzing ingevolge het vierde lid heeft geen gevolgen voor enige bepaling in het vonnis, met uitzondering van de kosten en honoraria van het scheidsgerecht; evenmin vertraagt het de erkenning en tenuitvoerlegging van alle delen van het vonnis, met uitzondering van die welke betrekking hebben op de kosten en honoraria van het scheidsgerecht.

Toedeling van kosten

Artikel 42

  1. De kosten van de arbitrage worden in beginsel gedragen door de in het ongelijk gestelde partij of partijen. Het scheidsgerecht kan deze kosten echter over de partijen verdelen, indien het scheidsgerecht van oordeel is dat deze verdeling redelijk is, gelet op de omstandigheden van de zaak.
  2. Het scheidsgerecht bepaalt in het eindvonnis of, indien het dit passend acht, in een ander vonnis, het bedrag dat een partij aan een andere partij moet betalen als gevolg van de beslissing over de verdeling van de kosten.

Deposito van kosten

Artikel 43

  1. Het scheidsgerecht kan bij zijn instelling de partijen verzoeken een gelijk bedrag te storten als voorschot voor de kosten, bedoeld in artikel 40, tweede lid, onderdelen a tot en met c.
  2. In de loop van het arbitraal geding kan het scheidsgerecht aanvullende depots van de partijen verlangen.
  3. Indien een tot aanstelling bevoegd gezag is overeengekomen of aangewezen, en indien een partij daarom verzoekt en het tot aanstelling bevoegd gezag ermee instemt de functie uit te oefenen, stelt het scheidsgerecht de bedragen van de waarborgsommen of aanvullende waarborgsommen eerst vast na overleg met het tot aanstelling bevoegd gezag, dat aan het scheidsgerecht alle opmerkingen kan doen toekomen die het passend acht met betrekking tot de hoogte van die waarborgsommen en aanvullende waarborgsommen.
  4. Indien de vereiste waarborgsommen niet binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek volledig zijn betaald, deelt het scheidsgerecht dit aan de partijen mede, opdat een of meer van hen de vereiste betaling kunnen verrichten. Blijft deze betaling achterwege, dan kan het scheidsgerecht schorsing of beëindiging van het arbitraal geding bevelen.
  5. Nadat een bevel tot beëindiging of een definitief vonnis is gewezen, doet het scheidsgerecht aan de partijen rekening en verantwoording van de ontvangen stortingen en geeft het het eventueel overblijvende saldo aan de partijen terug.